‘𝑰𝒌 𝒈𝒂 𝒛𝒐 𝒏𝒐𝒈 𝒎𝒂𝒂𝒓 𝒏𝒊𝒆𝒕 𝒅𝒐𝒐𝒅’

Een tijdje terug werd ik gebeld door Maaike. In tranen vertelde ze dat haar moeder Marijke was overleden, ze kon het nog nauwelijks bevatten. De arts had wel aangegeven dat het niet goed ging met haar, maar volgens Marijke zelf viel dat nog wel mee. Naar het ziekenhuis gaan vond ze dan ook geen optie: ‘Ik ga zo nog maar niet dood.’ Een kwartier later was ze echter al overleden.

Bij aankomst was de familie nog vol onbegrip. Er volgde een mooi gesprek. Daarna heb we met elkaar de laatste verzorging gedaan. Haar favoriete rode jasje ging aan en steeds hadden we het gevoel dat ze zou zeggen: ‘Hou toch eens op met dat getrek.’

Een echt familiemens was Marijke, het liefst had ze altijd iedereen bij elkaar. Ook al was het geen feest, de tafel stond vaak vol met stokbrood en lekkere hapjes. Meestal moest er nog een tafeltje bij aangeschoven worden, want Marijke gaf een ander liever te veel dan te weinig.

Zo had ze, elke keer als de postbode kwam, een koud flesje water voor hem. Dit was ontstaan in de hete zomerdagen van vorig jaar. Ze deed er dan ook nog folie
om zodat het goed koel bleef. Hij was aangedaan bij het horen van haar overlijden, want voor hem was het toch
vaak het hoogtepunt van de dag. Als hij klepperde met de brievenbus, kwam Marijke al naar de voordeur. En meestal kwam hij na zijn ronde dan nog even weer terug voor een kop koffie en een gezellig praatje.

Marijke was een mooi mens. Ook al had ze soms een scherpe tong, ze had ook altijd aandacht voor de ander. De familie zorgde voor een prachtig afscheid voor haar,
waarbij haar dochters onder begeleiding van Willy Giesen zelf een bloemstuk maakten voor hun moeder. Oftewel een mooi stukje rouwverwerking in een
bijzondere afscheidsweek.